Scholenonderzoek in Rotterdam

In de zomer van 2024 deed ik in opdracht van de gemeente Rotterdam onderzoek naar scholen in Rotterdam, om precies te zijn naar een groep van 40 schoolgebouwen uit de periode tot 1940 die op binnenterreinen gebouwd zijn. In de Erfgoedagenda van de gemeente is de ambitie opgenomen om thematisch onderzoek te doen naar schoolgebouwen. Na een eerste inventariserend onderzoek van Leon van Meijel worden nu door verschillende onderzoekers groepen scholen onderzocht die onderling een verband hebben.

In het onderzoek heb ik alle 40 scholen bezocht (waar mogelijk ook het interieur), de bouwtekeningen bekeken en de overeenkomsten en verschillen onderzocht. Dit leverde interessante resultaten op. Het uiteindelijke doel van het onderzoek was om te bepalen welke schoolgebouwen uit de onderzoeksgroep het best bewaard en het meest kenmerkend zijn.

Opvallend is dat er meerder clusters zijn van verschillende scholen op één binnenterrein, soms zelfs vier. Een aantal keer komt de combinatie van een laag gebouw (één bouwlaag, gebouwd als bewaarschool) en een hoog gebouw (meerdere bouwlagen, gebouwd voor lager onderwijs) voor. De toegangen tot de binnenterreinen werden vaak afgesloten met poorten. Deze waren divers vormgegeven; soms in de plint van de bebouwing, soms tussen twee gebouwen in.

Plattegronden van verschillende scholen (bron: Stadsarchief Rotterdam, bewerkt).

Het bleken allemaal scholen van het type ‘gangschool’ te zijn; een gang met aan de ene kant van de lokalen (vaak aan de zonnige zuidzijde) en aan de andere kant de toiletten en trappen (vaak aan de donkere noordzijde). Aan welke kant de entree zich bevindt is afhankelijk van de stedenbouwkundige situatie; maar altijd waar de poort tot het binnenterrein zich bevindt. Het aantal lokalen varieert tussen de drie en acht. Soms is er een extra bouwmassa met een gymzaal aanwezig.

Verschillende schoolgebouwen met onder de daklijst een gepleisterde zone.

Het exterieur van deze groep scholen is vaak relatief sober. Omdat ze op een binnenterrein werden gebouwd, waren ze vanaf de straat niet zichtbaar en behoefde dus ook geen rijke architectonische decoraties. De schoolgebouwen zijn opgetrokken in schoon metselwerk van rode baksteen en hebben een plat dak met een overstekende daklijst. De gevel met de lokalen is zeer regelmatig van opzet, met voor 1908 één breed of twee smalle vensters per lokaal en vanaf 1908 consequent drie vensters per lokaal. De gevel aan de gangkant is veel gevarieerder met verschillende soorten gevelopeningen. De kopgevels bevatten vaak één venster per bouwlaag en hier bevindt zich vaak de entree. Een opvallend detail dat bij veel schoolgebouwen voorkomt is een zone met pleisterwerk onder de daklijst.

Verschillende scholen met een lambrisering van geel geglazuurde bakstenen.

De interieurs zijn (voor zover bezocht/bekend) rijker vormgegeven dan de exterieurs. Er zijn een aantal opvallende gelijkenissen te zien, waarin duidelijk periodes te onderscheiden zijn. Hieronder worden een paar voorbeelden gegeven. Tussen 1911 en 1914 zijn er maar liefst twaalf schoolgebouwen met een lambrisering van geel geglazuurde bakstenen in de gangen en langs de trappen.  Voor en na die tijd werden tegellambriseringen toegepast waarbij vaak voor een zachtere kleur geel / crème wit werd gekozen.

De betonnen balustrades langs de trappen met een grote variatie in vormgeving.

Bij de balustrades van de trappen is ook duidelijk een ontwikkeling door de tijd te zien. Tot ca. 1908 werden trappen met houten trappalen toegepast, daarna volgde een periode tot en met 1914 waarin de trappen en balustrades van gewapend beton werden gemaakt en tot slot werden vanaf 1915 balustrades met ijzeren balustrades toegepast. In de betonnen balustrades werden sparingen gemaakt waarin een smeedijzeren raster werd aangebracht. De vormgeving van elke balustrade, elke trappaal en elk smeedijzeren raster is weer anders wat een enorme variatie op hetzelfde thema oplevert.

Verschillende uitvoeringen van de wand tussen de lokalen en de gang.

Ook in de uitvoering van de wand tussen de lokalen en de gang is een overgang waarneembaar rond 1913/1914. Voor deze overgang werden de klaslokalen van de meeste schoolgebouwen voorzien van een deur met zij- en bovenlichten naar de gang (eerst in aparte kozijnen met een rechte bovenkant (zie linksonder op de afbeelding hierboven) en later samen in een getoogde doorgang gevat (zie midden). In deze lokalen was in de hoek altijd een ventilatiekanaal afgescheiden. Rond 1913/1914 stapte men over op een andere oplossing voor deze ventilatiekanalen. De wand tussen de lokalen en de gang werd verdikt uitgevoerd (zie rechts), waardoor ín deze wand de ventilatiekanalen (zie de blauwe vlakken en pijlen) en inbouwkasten (zie de rode pijlen) gemaakt konden worden. De ramen tussen de gang en lokalen kwamen hierdoor wel te vervallen, maar blijkbaar was dat geen bezwaar.

Tegelijk met dit onderzoek onderzocht ik in opdracht van de gemeente Rotterdam ook twee scholen uit deze groep diepgaander. Zie: Twee scholen op een binnenterrein in Rotterdam.