Gerechtsgebouw Dordrecht
In het voorjaar van 2024 heb ik het gerechtsgebouw in Dordrecht onderzocht in opdracht van het Rijkvastgoedbedrijf. Bij dit onderzoek waren niet alleen de monumentale bouwdelen van belang, maar er werd ook specifiek gevraagd om een analyse van de grote “nieuwbouw” uit 1984.
Links: Tekening uit 1736 van de achterkant van de Sint Jorisdoelen (bron: L. Schenk, Regionaal Archief Dordrecht, 551_10064). Rechts: De kapconstructie in 1976 (bron: G.J. Dukker, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, 181.439).
In 1446 verhuisde de Sint Joris-schutterij van Dordrecht naar het Steegoversloot. Niet veel later liet de schutterij een eigen doelengebouw bouwen. Het gebouw kreeg twee bouwlagen onder een zadeldak tussen twee trapgevels met de nok evenwijdig aan het Steegoversloot. Op het midden van het dak stond een torentje. Op de begane grond bevond zich in het midden een poort van het Steegoversloot naar het Stek. Boven de begane grond bevond zich een samengestelde balklaag. Op de verdieping bevond zich een grote zaal met daarboven een onbeschoten tongewelf. De kapconstructie is dendrochronologisch gedateerd rond 1465. Achter het gebouw bevond zich het oefenterrein van de schutterij, het Stek. Aan de Doelstraat stond het gebouw van de Kloveniersdoelen, dat eveneens aan het Stek grensde.
Het buurpand links van de Sint Jorisdoelen dateert waarschijnlijk uit de zeventiende eeuw en was een particulier woonhuis dat later bij de Sint Jorisdoelen gevoegd zou worden. De achteraanbouw (op de tekening uit 1736 links) tegen de achtergevel van de Sint Jorisdoelen dateert waarschijnlijk eveneens uit de zeventiende eeuw. In de achttiende eeuw volgde meer aanbouwen aan de achterkant.
Met het opheffen van de St. Jorisdoelen in 1800 werden de gebouwen en het erf overgedragen aan de Staat, de Bataafse Republiek, die het in 1803 verkocht. In 1810 kocht stad Dordrecht het gebouw en verhuurde het aan het Rijk als Rechtbank.
Links de voorgevel in ca. 1860, in het midden de vestibule en rechts de grote zaal, beide in ca. 1960 (bron: Regionaal Archief Dordrecht, 552_319717, 552_309090 en 552_309092).
Rond 1820 verkeerde het gebouw in slechte staat en in 1826 volgde een grote verbouwing. Het voormalige gebouw van de Sint Jorisdoelen en het buurpand kregen samen één nieuwe voorgevel in neoclassicistische stijl, met voor het oog één schilddak (waarvoor aanpassingen aan de kapconstructie nodig waren). De achtergevel werd alleen van enkele nieuwe vensters voorzien. In het interieur werd in het midden een ruime vestibule gemaakt met twee balken op Toscaanse zuilen en een terrazzovloer. Op de verdieping kreeg de grote zaal een nieuwe uitmonstering in Empirestijl.
Links de voorgevel en rechts de achtergevel, beide in 1980 (bron: Regionaal Archief Dordrecht, 552_324461 en 552_306811).
In 1909 werd het gebouw van de voormalige Sint Jorisdoelen weer eigendom van de Staat. Tussen 1900 en 1980 vonden enkele verbouwingen plaats in delen die in 1980 gesloopt werden. Vanaf de tweede helft van de jaren 1960 werd gesproken over het uitbreiden/vernieuwen van de rechtbank in Dordrecht. Vanaf 1974 ging Wout Eijkelenboom van EGM architecten in opdracht van de Rijksgebouwendienst aan de slag. Er werden verschillende panden aan het Steegoversloot en de Doelstraat aangekocht en gesloopt. Het huis van bewaring (uit 1857 aan de Doelstraat) en een aantal achteraanbouwen van het gerechtsgebouw werden eveneens gesloopt. Alleen het voormalige gebouw van de Sint Jorisdoelen, het buurpand en de rechter achteraanbouw bleven behouden. Op het vrijgekomen terrein werd nieuwbouw gerealiseerd waarvoor in 1981 de eerste paal geslagen werd.
Links: Tekening van de uitbreiding van het Gerechtsgebouw (bron: Beckman, Regionaal Archief Dordrecht 552_230568). Rechts: de voorgevel in 2024.
De bouwvlek voor de nieuwbouw werd mede bepaald door de monumentale kastanjeboom (groen op de tekening hierboven) en het hoekpand op de hoek van het Steegoversloot en de Doelstraat (roze op de tekening), die beide moesten blijven staan. De nieuwbouw moest verder aangesloten worden op de monumentale bouwdelen van het gerechtsgebouw (paars op de tekening) die behouden bleven en gerestaureerd werden.
Foto’s van de “nieuwbouw” uit 1984.
De maatvoering en bouwhoogte werden zorgvuldig aangepast aan de omgeving, om het gebouw aan te laten sluiten bij het kleinschalige stedelijk weefsel van de binnenstad. De nieuwbouw werd niet of nauwelijks hoger dan het gebouw van de Sint Jorisdoelen en kreeg gevels in een fijn gedetailleerde baksteenarchitectuur. Door te werken met verschillende verspringingen in de volumes, werd het gebouw minder als een massief blok nieuwbouw ervaren en voegde het zich beter in de omgeving. Om aan te sluiten bij de omgeving werd gekozen voor een lichtrode baksteen met accenten in schoon beton. Bij de aansluiting op de oudbouw aan de achterkant werd duidelijk afgeweken van deze materialen om een helder onderscheid tussen oudbouw (het monument) en nieuwbouw te maken.
Het moest een openbaar stedelijk gebouw worden. Er kwamen daarom twee entrees, zodat men van de hoofdentree aan het Steegoversloot dwars door het gebouw naar het Stek (noord) kon lopen. Aan deze route lagen twee centrale trappenhuizen. De verkeersruimtes, vooral op de begane grond, waren een voortzetting van de buitenruimte en moesten zo toegankelijk mogelijk zijn, daarom werden hier materialen gebruikt die aan de buitenruimte refereerde: natuursteen op de vloer, wanden van schoon metselwerk, kolommen en trappenhuizen van schoon beton.